zondag 25 maart 2012

Brainstormsessie

Inleiding


Middels deze blog wil ik vertellen wat de beste manier is om een goede brainstormsessie neer te zetten. Brainstormen is een creativiteitstechniek met als doel snel, veel nieuwe ideeën over een bepaald onderwerp of vraagstuk te genereren. Ik heb een voorbeeldcasus opgesteld zodat we alle technieken op een specifiek voorbeeld kunnen toepassen. (Alle antwoorden die gegeven zijn, zijn op basis van eigen ingevingen.)


In zijn uiterste eenvoud kan je een creatief proces opsplitsen in drie fasen:
De startfase
Geeft aan dat je ergens start met het proces. Misschien een opdracht of er moet een probleem worden opgelost. Zometeen zal in deze fase de casus bekend worden gemaakt.
De divergerende fase
Creatieve technieken helpen je op nieuwe ideeën te komen voorbij je stoutste verwachtingen. Je maakt kennis met technieken die dicht tegen het logisch denken aanleunen en waar de ratio wordt gebruikt om patronen te doorbreken.
De convergerende fase
Vanuit een overvloed aan ideeën moet je keuzes maken. De echte uitdaging komt pas voor in deze fase: Hoe kom je van een veelheid aan ideeën naar de beste oplossing? 


Bovenstaande fases zijn opgedeeld in subfases. Deze zijn in kaart gebracht door middel van een model,door Alex Osborn, de bedenker van brainstormen. Dit model wordt het CPS-Model genoemd. CPS staat voor Creative Problem Solving. Het CPS-model bestaat uit 6 fases. Hieronder kun je het model zien. De eerste 4 fases zijn ingedeeld bij divergerende fase en de laatste twee bij de convergerende fase. Dit model zullen wij aanhouden bij het maken van de creatieve sessie.


Probleemoriëntatie
CPS-Model, Osborn
Het vinden van een doel, wens of uitdaging waarop je het Creatief Probleem Oplossen proces wil toepassen.

Gegevens verzamelen
Het noteren van alle data, feiten, vragen en gevoelens die je een duidelijk beeld geven van de situatie zoals die nu is.

Probleemdefinitie
Het probleem herdefiniëren op zoveel mogelijk verschillende manieren en het uitkiezen van het meest specifieke statement dat het probleem dat je wenst op te lossen omschrijft. 
Ideeën genereren
Het genereren van zoveel mogelijk oplossingen voor de probleem omschrijving.

Ideeën ontwikkelen
Het identificeren van sterktes en zwaktes van veelbelovende ideeën en beslissen welke te gebruiken.
Actieplan
Het ontwikkelen van een actieplan voor je oplossingen door de inventaris op te maken van de hulpmiddelen, wie/wat zal ondersteunen en wie zal tegen zijn, als je het idee wil implementeren.



-------------------------------------------
Startfase



In de startfase ga je je probleem formuleren. Ik heb een casus gemaakt waarin het probleem al wordt gedefiniëerd. Onder de casus zometeen staan enkele technieken die je helpen om het probleem eventueel te kunnen herdefiniëren. Hiermee wordt bedoeld dat je de vraagstelling zodanig aanpast dat hij geschikt is voor een brainstorm. 


Casus*

''Het CBS heeft vastgesteld dat er in de komende 5 jaar een half miljoen 65+ ‘ers bijkomen. De vergrijzing is ingezet, maar toch blijven online campagnes zich voornamelijk richten op het jongere segment. Het is aangetoond dat mediagebruik veruit de meest gekozen vrijetijdsbesteding is. Gemiddeld wordt er per persoon ruim 19 uur per week besteed aan mediagebruik. Omdat media een aanzienlijk grote rol speelt in het dagelijks leven is het van belang dat iedereen weet hoe je het moet gebruiken en toepassen. Ouderen staan nog bekend hier niet veel vanaf te weten en hier weinig tot geen aandacht aan te willen besteden. Hoe kunnen we daarom dus zorgen dat er meer wordt ingespeeld op de behoeften rond mediagebruik van ouderen, met als doel dat ouderen hier meer mee gaan doen?'' 
De gestelde probleemstelling is dus: Hoe kunnen we ervoor zorgen dat media meer gaat inspelen op de behoeften van ouderen?


Goal Oriëntation- Wat is het doel?**



Mediagebruik bij ouderen bevorderen. Dit door inzicht te krijgen in behoeften van ouderen rond mediagebruik.



Ladder van Abstractie- Wat houdt ons tegen?**


Hoger op de ladder: Waarom wil ik dit?
- Mediagebruik bevorderen
- Ouderen meer betrekken bij de media
- Grotere doelgroep genereren 
- Etc.
Lager op de ladder: Wat houdt me tegen?
- Ouderen van nu hebben geen behoefte aan nieuwe dingen
- Oplossing werkt niet
- Etc.


Wishfull Thinking- Ideale situatie**


De meest ideale situatie in dit geval. Ouderen groeien graag en makkelijk mee met de nieuwe ontwikkelingen op mediagebied. 


Herdefiniëring***

Moet de vraagstelling na het probleemgebied anders geformuleerd worden dan de huidige definiëring? In ons geval zeg ik nee. 

* Probleemoriëntatie
** Gegevens verzamelen
*** Probleemdefinitie



-------------------------------------------

Divergerende fase*

In deze fase is het de bedoeling dat er ideeën gegenereerd gaan worden. Dit kan gebeuren door allerlei verschillende technieken. We hebben zojuist de startfase besproken. Wanneer je een echte brainstormsessie gaat plannen, licht je de probleemstelling natuurlijk vanaf het begin al toe. 

Warming-Up

Voordat je gaat beginnen met brainstormen is het altijd slim om een warming-up te doen bij de groep. Een warming-up zorgt er namelijk voor dat iedereen zijn aandacht kan focussen op het betreffende probleem. Zo kun je bijvoorbeeld, vooraf de brainstorm, aan de mensen die komen vragen of ze een voorwerp willen meenemen waarover ze iets te vertellen hebben. Wat ook leuk is, een rollenspel. Laat de deelnemers een scenario spelen die gerelateerd is aan het onderwerp van de sessie. Geef verschillende rollen aan de deelnemers en begeleidt ze door het scenario.


Na de warming-up is het tijd om te beginnen met de technieken die je dienen te helpen met het brainstormproces. Ik zal een paar voorbeelden geven van technieken die je goed kan gebruiken. 

Techniek 1: Force to Fit

Bij een force-to-fit maak je bewust een uitstapje (fysiek of psychisch) en gebruik je dit uitstapje als inspiratiebron/uitgangspunt voor de doorstart van de ideeënfase. Dit uitstapje kan kort of lang duren. Zo zouden wij met ons gestelde probleem bijvoorbeeld langs een bejaardenhuis kunnen gaan. Hier zouden we met bewoners kunnen praten over hun mediagebruik en ons inlichten over hun behoeften.
Hier kun je gebruik maken van associaties of bisociaties.
Een associatie is een onwillekeurige verbinding van verwante voorstellingen. Een bisociatie is een overschrijding van tussentijdse onverenigbare referentiekaders.
Aantal deelnemers: 1 - 15
Tijdsduur: tot 2 uur





Techniek 2: Reversals

Deze methode is mooi in zijn eenvoud. De methode is simpel: het enige wat je doet is het probleem omkeren door de kernwoorden binnen een probleemdefinitie te verplaatsen.
"Hoe kunnen we ervoor zorgen dat media meer gaat inspelen op de behoeften van ouderen?''
De trefwoorden in deze probleemdefinitie zijn : media, behoefte, ouderen. Door het eerste en derde trefwoord te verwisselen krijg je de volgende probleemdefinitie:
‘Hoe kunnen we ervoor zorgen dat ouderen meer gaan inspelen op de behoeften van media?’ 
De verschuiving veroorzaakt een gehele nieuwe kijk op het probleem.
Aantal deelnemers: 1 - 15
Tijdsduur: tot 1 uur


Techniek 3: Triggertechniek

Bij de triggertechniek maak je bewust van het bekende o ja, dat is waar ook’ - gevoel. 
Bijvoorbeeld je zit in de groep en je staart wat naar voren naar de sheets van de presentatie en ineens bedenk je je waarom er geen social media site speciaal voor ouderen is. Met andere woorden de sheets 'triggerde' je naar de social media site. 
Je denkproces ging waarschijnlijk als volgt: sheets, digitaal, internet, social media sites. 
‘O ja, dat is waar ook, waarom zijn er geen speciale social media sites voor ouderen!
Dit effect gebruik je bewust en gestructureerd bij de trigggertechniek. Het triggeren hoeft niet logisch te zijn.
Je triggert n.a.v. het probleem. Je gebruikt de trigger-uitkomsten als uitgangspunten voor nieuwe ideeën op het oorspronkelijke probleem.  
Aantal deelnemers:1 - 15
Tijdsduur: tot 1 uur


Techniek 4: Analogieën


Bij analogieën probeer je ver weg te stappen van het probleem door gebruik te maken van voorwerpen die op het eerste gezicht niets met de probleemdefinitie te maken hebben. Door vervolgens te associëren en te zoeken naar overeenkomsten tussen deze ‘probleemvreemde onderwerpen’ en het probleem zelf, genereer je nieuwe ideeën
Er zijn verschillende vormen van analogieën:
  • de trefwoord- of catalogusanalogie (willekeurig woord/ object kiezen)
  • bionics of analogie met de natuur (onderdeel van de natuur kiezen)
  • de persoonlijke analogie (kruip in de huid van het probleem) 
    In ons geval zal dit een geschikte analogie zijn. Stel je gaat je verdiepen in een bejaard iemand. Wat zou zijn/haar behoeften zijn, etc. Schrijf vervolgens alles op wat jij bedenkt. 
  • de analogie van de boektitel (zelfde als 1, maar nu een boek(titel))
  • de metamorfose (voorwerp met uiterlijke overeenkomsten kiezen)
Deze techniek komt erg overeen met force-to-fit.
Aantal deelnemers: 1 - 8
Tijdsduur: tot 1 uur



Techniek 5: Brainstorming & brainwriting

Brainstormen is de bekendste techniek en heeft ook de meeste varianten, ik zal hieronder enkele varianten tonen. De brainstormtechniek is relatief makkelijk toe te passen op nagenoeg alle problemen en is ook individueel toe te passen. Het voornaamste doel van brainstormen is om in een korte tijd een grote hoeveelheid aan ideeën te genereren. 
Daarnaast is er ook brainwriting. Hierbij legt iedere deelnemer individueel zijn ideeën vast, de ideeën worden daarna door de andere deelnemers gelezen en vullen deze aan door eventuele varianten op de ideeën te geven.


Varianten Brainstorming

  • Klassiek brainstormen:  middels de bekende grondregels (uitstel van oordeel, hoe meer hoe beter, hoe gekker hoe beter, kruisbestuiven) geeft iedere deelnemer –mondeling- suggesties voor het probleem. Nadeel : dominantie van een deelnemer(s), dominante ideeën, enkel inbreng vanuit eigen expertisegebied, hiërarchische verschillen tussen deelnemers. Voor onze casus hadden we bijvoorbeeld verzonnen hebben:ouderen mediacursus aanbieden, social media site speciaal voor ouderen, meer programma's op tv voor ouderen, jongeren en ouderen meer in contact brengen, ouderen afsluiten van media, enz.
  • Anoniem brainstormen:Om probleem van hiërarchische verschillen binnen te groep te vermijden, moeten de deelnemers vooraf hun ideeën vastleggen (liefst op post-its). Het begin van de sessie heeft een evaluerend en convergerend karakter: namelijk het groeperen van de ideeën. Het tweede deel van de sessie is dan weer divergerend; de groepen van ideeën worden aangepakt om verder uitgewerkt te worden.
  • Discussie-66-techniek:Kan alleen bij hele grote groepen (20-100 personen). De groep wordt opgedeeld in groepjes van 6 personen, Deze discussiëren 6 minuten over het probleem en moeten na deze 6 minuten 1 idee uitgewerkt hebben. Deze ideeën worden centraal gepresenteerd, daarna volgt een tweede, derde, enz. ronde (bij iedere ronde kunnen verschillende onderdelen van het probleem besproken worden).

Varianten Brainwriting 

  • 6-3-5 methode: 6 deelnemers, leggen in 5 minuten tijd 3 ideeën vast op papier. Na 5 minuten worden de papieren doorgegeven en start de tweede ronde. De deelnemers beginnen met het lezen van de ideeën dia al op het formulier staan. Indien mogelijk worden deze ideeën nu verder ontwikkeld.
  • Writing-pool-techniek: Lijkt erg op 635, met dit verschil dat er geen limiet is voor de tijd en de hoeveelheid ideeën.Er wordt in het midden van de tafel een ‘pool’ van formulieren gevormd. Iedere deelnemer neemt een eerste formulier uit die pool en noteert daarop alle ideeën die bij ze opkomen. Op het moment dat de deelnemer geen nieuwe ideeën meer heeft, legt hij zijn formulier in de ‘pool’ en neemt een nieuw formulier uit de ‘pool’.
  * Ideeën genereren
-------------------------------------------
Convergerende fase *



Nu je weet hoe de divergerende fase in elkaar zit en je weet welke technieken die hier eventueel zou kunnen toepassen, gaan we door met de convergerende fase. De fase waarin alle gegenereerde ideeën tot een oplossing gebracht worden. Over het algemeen wordt er in een creatieve sessie na de divergerende fase een korte pauze gehouden.  We komen dus terug en gaan weer beginnen bij waar we gebleven waren. Ook hier zal ik diverse technieken bespreken die je kan gebruiken in de convergerende fase. 


Energizer 



Energizers zijn oefeningen om weer energie te krijgen. Vooral na een pauze zakt de energie bij een sessie vaak weg. Wat dan kan helpen is een oppepper. Energizers hebben een fysiek element zodat de deelnemers letterlijk in beweging komen. Hieronder heb ik enkele energizers beschreven die toegepast kunnen worden in een sessie. 


Op een rij

Een hele eenvoudige oefening is op een rij. Zet elkaar op een rij naar leeftijd, ervaring, aantal keren aan het woord, macht in de groep, et cetera. Bouw eventueel een handicap in als niet spreken of geblinddoekt.

Kettingverhaal
De groep zit met de ruggen naar elkaar toe en verzint met elkaar een verhaal. Spreek van tevoren een locatie af waar het verhaal begint. Iedereen vertelt maximaal 1 zin. Oefenen met associëren en dat je altijd wel op een idee komt.


Lopen en stilstaan

Soms is het lastig om de na een energizer de concentratie weer terug te brengen in een groep. Deze oefening richt zich op de concentratie. De hele groep loopt kris kras door de ruimte. Zonder dat afgesproken is wanneer, staat de hele groep in één keer stil. Vervolgens gaat de hele groep tegelijk weer lopen. Deze oefening vraagt een grote concentratie van de groep. Iedereen moet continu op elkaar letten. Deze oefening is lastiger te maken door verschillende manieren van lopen in te voeren. Bijvoorbeeld huppelen en achteruit lopen. Ook nu moet steeds iedereen hetzelfde doen en op hetzelfde moment van loopje wisselen.




Techniek 1: De COCD-Box 



De COCD-Box is een van de beste technieken voor de convergentie fase. Je kunt hem toepassen op allerlei soorten problemen. Door de COCD-box te gebruiken maak je tegelijk een selectie van de beloftevolste ideeën, richt je de focus op vernieuwing en verhoog de de emotionele betrokkenheid van de groep. 

Is het idee bekend of nieuw? Is het idee makkelijk te realiseren of moeilijk? Dit zijn de twee basiscriteria waarmee je rekening moet houden in het selectieproces. 

Linksonder vind je de blauwe ideeën. Dit zijn voornamelijk gewone en haalbare ideeën. Deze zijn heel nuttig, alleen zijn het niet de ideeën waar naar we op zoek zijn. 
Rechtsonder vind je de rode ideeën. In een sessie is het doel om zo veel mogelijk rode ideeën te genereren. Rode ideeën zijn vernieuwend en zijn ook nog eens goed te realiseren. 
Rechtsboven vind je de gele ideeën, deze ideeën gaan vaak verloren na een brainstormsessie. Het zijn toch ideeën die goed bedacht zijn maar op het moment niet kunnen worden uitgevoerd. 

Als voorbeeld kan ik de ideeën die ik had verzonnen bij het stukje: varianten brainstormen- klassiek brainstormen, plaatsen in de COCD-Box.
Ideeën:ouderen mediacursus aanbieden, social media site speciaal voor ouderen, meer programma's op tv voor ouderen, jongeren en ouderen meer in contact brengen, ouderen afsluiten van media, enz. 

Blauwe ideeën:Ouderen mediacursus aanbieden. Motivatie: mediacursussen worden al gegeven, dus het idee is er al wel. Jongeren met ouderen in contact brengen. Motivatie: dit gebeurd al op verschillende gebieden. Jongeren kunnen ouderen veel leren en het is weer goed voor de jongeren om over geschiedenis te leren.
Rode ideeën: Social media site speciaal voor ouderen. Motivatie: deze sites zijn er nog niet, ouderen lijken het misschien wel leuk om zoiets speciaal voor hen te hebben. Meer programma's op tv voor ouderen. Motivatie: ouderen gaan meer naar de tv kijken als er meer programma's gericht op hun zijn. 
Gele ideeën: Ouderen afsluiten van media. Motivatie: Dit idee is natuurlijk het tegenovergestelde van wat we willen bereiken. Wellicht kan er ooit iets mee gedaan worden, maar op het moment kan dit idee niet worden toegepast.

Techniek 2: Hits per doelgroep  

Deze techniek kan goed worden toegepast als de deelnemers verschillende groepen vertegenwoordigen, bijvoorbeeld een media bureau en een groep ouderen. Aan elk van de deelnemers per groep worden stippen uitgedeeld. Elke groep krijgt z'n eigen kleur. Vervolgens laat je ze dan de stippen opplakken bij het idee wat zij het best vinden. Via de kleuren kun je dan direct zien welke ideeën goed in de smaak van de subgroep. Zo kun je ook goed de behoeften bijvoorbeeld meten van de groep ouderen in ons geval. Stel een groot deel van hen plakt de stippen bij het idee: meer programma's op tv voor ouderen. Weet je dat er te weinig wordt aangeboden waarin de ouderen geïnteresseerd zijn.

Techniek 3: Dr. Love
 
Elk groepslid pakt uit de reeks ideeën dat ENE idee waar hij of zij zich het beste bij kan vinden. Op deze manier geef je aan waaraan jij energie in wilt steken. Ik zou bijvoorbeeld bij de rode ideeën het idee: social media sites speciaal voor ouderen, gaan staan. Deze keuze vormt het startpunt van de ontwikkelingsfase waarin je mensen deze ideeën laat uitwerken en uitvoeren die ze zelf het leukst vinden. Deze techniek zou ik een beetje aan het eind inzetten. Het is handiger als er al wat minder ideeën zijn overgebleven. 


Aan het eind van de convergerende fase ga je je klaar maken voor de ontwikkelingsfase. In deze fase breng je het resultaat van de sessie tot een concreet en praktisch niveau. Maar over deze fase ga ik nu niks meer vermelden. Wellicht breid ik mijn deel binnenkort weer uit met nieuwe informatie over creatieve vaardigheden. Ik hoop dat jullie er wat aan hebben als je een creativiteitssessie moet organiseren. 

Bedankt voor het lezen! 



* Ideeën ontwikkelen





Geen opmerkingen:

Een reactie posten